De geschiedenis

Frans Plooij

Franciscus Xaverius (Frans) Plooij (Schiedam, 1946) is een Nederlands gedragsbioloog en voormalig bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen die bekend werd door het boek Oei, ik groei!,  dat hij samen met zijn vrouw Hetty van de Rijt schreef.

Plooij studeerde biologie en psychologie in Nijmegen en Amsterdam [9]. Zijn vrouw Hetty van de Rijt studeerde pedagogiek en antropologie in Nijmegen en Cambridge. In Tanzania observeerden zij samen chimpansees bij Jane Goodall (1971-1973) in het Gombe National Park en die gegevens werkten zij uit op de Universiteit van Cambridge (1973-1976) bij Robert Hinde. Hierna werd Plooij onderzoeker aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (1976-1980) en filmde en analyseerde moeder-baby interactie in de thuissituatie [11]. Plooij promoveerde in 1980 aan de Rijksuniversiteit Groningen op de ontwikkeling van het gedrag van chimpansee baby’s [14] en zijn vrouw Hetty van de Rijt promoveerde aan de universiteit van Cambridge op de moeder-baby interactie bij chimpansees [58].

Daarna was hij als hoofd van de afdeling Speur- en Ontwikkelingswerk verbonden aan het Gemeentelijk Pedologisch Instituut (GPI) in Amsterdam (1981-1993), waar hij verschillende projecten deed [6,  18, 24, 27, 33, 45, 46, 51, 52, 66, 67] en onder andere participeerde in het SOCRATES-LINGUA project van de Europese Unie, dat ging over de implementatie van een innovatieve tweede- en vreemde taalmethode voor kleuters op de basisschool [55].

Dr. Hetty van der Rijt tijdens het observeerden van chimpansees in Tanzania
Dr. Hetty van der Rijt tijdens het observeren van chimpansees in Tanzania

Ondertussen publiceerden zijn vrouw en hij over hun chimpanseewerk [1, 8, 10, 12, 13, 15, 16, 19, 23, 26, 34, 35, 37, 38, 56, 57, 59, 60, 61, 62]. Een belangrijke ontdekking was het optreden van ‘regressie periodes’ ofwel periodes van achteruitgang in zelfstandigheid, waarin chimpanzee baby’s zich meer aan de moeder chimp vastklampten, meer aan de borst gingen en vaker ‘whimpergeluiden’ gaven (een soort jammeren). Soortgelijke regressieperiodes op gezette leeftijden in de vroege ontwikkeling waren reeds voor 12 aapsoorten en twee lagere zoogdiersoorten  gerapporteerd door Robert Horwich [4]. Het is dus een heel oud verschijnsel dat minstens 70 miljoen jaar geleden ontstaan moet zijn tijdens de evolutie van het leven op aarde.

Gesterkt door het onderzoek van collega-wetenschapper Robert Horwich uit 1974 ontstond bij Plooij en van de Rijt het besef dat dergelijke regressie-periodes ook bij mensen voor zouden kunnen komen, waarop zij met onderzoek naar moeder–baby interactie startten. Zij vonden 10 regressieperioden in de eerste 20 levensmaanden en publiceerden die bevindingen in 1992 [63]. Tevens vonden zij in het tweede levensjaar conflictperioden tussen moeder en baby die kort op die regressieperioden volgden [64]. Totaal onafhankelijk had Horwich inmiddels regressieperiodes gerapporteerd voor drie orangutan-, twee gorilla-, een chimpanzee- en vier mensenbaby’s [5].

Verder ontdekten Plooij en van de Rijt dat baby’s opvallend vaak ziek zijn kort na een regressieperiode. Zij telden 140 ziektes bij 98 baby’s, die jaren later aangemeld werden voor een speciaalonderwijsschool die verbonden was aan het Gemeentelijk Pedologisch Instituut te Amsterdam en vonden dat het begin van die ziektes niet gelijk verdeeld waren over de leeftijd. Daarop repliceerden zij deze retrospectieve gegevens in een prospectieve, longitudinale studie bij baby’s, waaruit bleek dat de ziektepieken kort na de regressieperioden optreden [36].

Trevarthen en Aitken [53] toonden in een review van de literatuur over de pre- en postnatale ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel aan dat ‘periods of rapid change’ optreden in het centrale zenuwstelsel, waarvan het allereerste begin samenvalt met de regressieperioden. Kennelijk is de baby in een regressieperiode hangerig en lastig, omdat er drastische veranderingen optreden in zijn hersens. Later toonde Plooij in samenwerking met Spaanse collega’s aan dat baby’s na iedere regressieperiode een heel cluster aan nieuwe vaardigheden onder de knie krijgen [49].

Perceptual Control Theory (PCT)

Plooij vond een theoretisch model voor de resultaten van zijn onderzoek naar de regressie-periodes bij babies in de ‘Perceptual Control Theory’  (PCT) van Bill Powers [47, 48, www.pctweb.org]. Dit is een functioneel model van het zenuwstelsel, waarin controle van de input ofwel de perceptie centraal staat en niet de controle van gedrag. Daarbij is gedrag in een gesloten regelkring met negatieve feedback het middel waarmee de perceptie op bepaalde streefwaarden gehouden wordt. Binnen het PCT model bestaat een hiërarchisch gelaagdheid van 10 verschillende soorten percepties van simpele percepties onderin de hiërarchie tot complexe percepties bovenin de hiërarchie. Plooij ontdekte dat die hiërarchie laag voor laag wordt opgebouwd tijdens de sensomotorische ontwikkeling, waarbij aan het begin van iedere regressieperiode een nieuw waarnemingsvermogen ofwel een nieuw soort perceptie wordt gesuperponeerd op de reeds bestaande hiërarchie van soorten percepties [31, 37].

Op basis van al deze bevindingen ontwikkelden Plooij en van de Rijt samen met van der Stelt de oudercursus Hordenlopen voor de eerste anderhalf jaar. De cursus werd geïmplementeerd en geëvalueerd [65]. Uit de evaluatiestudie, waarbij een experimentele groep vergeleken werd met een controlegroep, bleek dat de Hordenlopenbaby’s het verstandelijk, sociaal en qua gezondheid (alleen de meisjes) veel beter deden dan de controlebaby’s. Ook waren er een aantal gunstige effecten op de Hordenlopenouders. In zijn soort is dit een van de weinige cursussen die ‘evidence based’ zijn.

Van 1993 tot en met 1998 was hij bijzonder hoogleraar op de afdeling Ontwikkelings- en Experimenteel Klinische Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen, een leerstoel die was ingesteld door de Stichting voor Onderzoek naar Psychosociale Stress (SOPS). Plooij was ‘Vicepresident for Information’ van de ‘International Society for Human Ethology’ van 1989-1993, Vicepresident van het ‘Institut Européen pour le Development de tous les Enfants (IEDPE)’, zat in de redactieraad van het wetenschappelijk tijdschrift ‘Ethology and Sociobiology’, en was lid van de adviesraad van de ‘Journal of Clinical Child Psychology and Psychiatry’. Hij is lid van diverse internationale wetenschapsverenigingen op het gebied van de ontwikkeling van kinderen en gedragsbiologie, en van de New York Academy of Sciences.

Ook in de negentiger jaren richtten zijn vrouw en hij een consultancy bedrijf op en werkten voor bedrijven die producten voor baby’s maakten. Ze hadden een langdurige werkrelatie met LEGO waar zij ‘in-company’ trainingen gaven en speelgoed-prototypes uittesten. Zo waren zij betrokken bij de ontwikkeling van Lego-Primo.

Oei, ik groei!

Plooij is vooral bekend geworden door het boek Oei, ik groei! dat hij samen met zijn vrouw Hetty van de Rijt schreef, en waarin hij de regressie-periodes beschrijft als ‘sprongen’ of ‘sprongetjes’. Een sprong omvat in Plooij’s boek een fase waarin de baby door een regressie-periode gaat, en kenmerkt zich vooral door de huilerigheid, humeurigheid en hangerigheid. Die fase wordt direct gevolgd door een ‘sprong’ vooruit in de mentale ontwikkeling.

Frans Plooij - Tanzania - Oei, ik groei!
In september 2022 is Frans Plooij teruggegaan naar Tanzania om de apen die hij 50 jaar geleden bestudeerde terug op te zoeken. 

Controverse

Op 15 oktober 1992 verscheen het eerste Oei, ik groei! boek waarin de ontwikkeling van een kind met voorspelbare sprongen beschreven werd. Het boek werd al snel populair bij ouders. In 1998 publiceerde een promovenda van Plooij, C.de Weerth, een vervolgstudie op 4 baby’s waarin de door Plooij voorspelde sprongen slechts door een van de vier baby’s bevestigd werden [28, 30]. Kort daarop volgden diverse replicatiestudies in Zweden [7], Spanje [50] en Groot-Brittannië [68], die het onderzoek van Plooij bevestigden. Een bundeling van alle onderzoeken op dit gebied werd in 2003 door Mikael Heimann gepubliceerd [2,3].

Plooij schreef verschillende zeer populaire boeken voor ouders, waaronder Oei, ik Groei! dat in meer dan 20 talen is vertaald en wereldwijd verkrijgbaar is. Plooij kreeg samen met zijn vrouw Hetty een dochter, Xaviera en drie kleinkinderen.


Bronnen, Noten en/of referenties

  1. Gardner, R. A., Gardner, B. T., Chiarelli, B., & Plooij, F. X. (Eds.). (1994). The Ethological Roots of Culture. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.
  2. Heimann, M. (2003a). Regression Periods in Human Infancy: An Introduction. In M. Heimann (Ed.), Regression Periods in Human Infancy (pp. 1-6). Mahwah, New Jersey: Erlbaum.
  3. Heimann, M. (Ed.) (2003b). Regression periods in human infancy. Mahwah, New Jersey: Erlbaum.
  4. Horwich, R. H. (1974). Regressive periods in primate behavioral development with reference to other mammals. Primates, 15(2-3), 141-149.
  5. Horwich, R. H. (1989). Cyclic development of contact behavior in apes and humans. Primates, 30(2), 269-279. doi:10.1007/BF02381314
  6. Letiche, H. K., van der Wolf, J. C., & Plooij, F. X. (Eds.). (1991). The practitioner’s power of choice in staff-development and in-service training. Amsterdam/Lisse: Swets &n Zeitlinger.
  7. Lindahl, L., Heimann, M., & Ullstadius, E. (2003). Occurrence of regressive periods in the normal development of Swedish infants. In M. Heimann (Ed.), Regression periods in human infancy (pp. 41-55). Mahwah, NJ: Erlbaum.
  8. Marshall, J. C., Newcombe, F. G., Battison, R. M., Fromkin, V. A., Heeschen, C. F. E., Pattee, H. H., . . . Zaidel, E. (1980). The structuring of language by biological and neurological processes, group report 4. In U. Bellugi & M. Studdert-Kennedy (Eds.), Sign language and spoken language: biological constraints on linguistic form (pp. 345-358). Weinheim/Deerfield Beach, FL/Basel: Dahlem Conference/Verlag Chemie.
  9. Plooij, F. X. (1970). Getalbegrip bij een chimpansee. (Doctoraal Scriptie), Gemeente Universiteit Amsterdam, Amsterdam.
  10. Plooij, F. X. (1974). In het voetspoor van de chimpansee. Vakblad voor biologen, 54(22), 362-366.
  11. Plooij, F. X. (1978a). De ontwikkeling van preverbale communicatie in de moeder- kind interaktie – methodologische aspekten. In F. J. Mönks & P. G. Heymans (Eds.), Communicatie en interaktie bij het jonge kind (pp. 45-64). Nijmegen, Netherlands: Dekker & van de Vegt.
  12. Plooij, F. X. (1978b). Tool-use during chimpanzees’ bushpig hunt. Carnivore, 1(2), 103-106.
  13. Plooij, F. X. (1979). How wild chimpanzee babies trigger the onset of mother- infant play and what the mother makes of it. In M. Bullowa (Ed.), Before speech: the beginning of interpersonal communication (pp. 223-243). Cambridge, England: Cambridge University Press.
  14. Plooij, F. X. (1980a). The behavioural development of free-living chimpanzee babies and infants. (Ph.D.), University of Groningen, The Netherlands.
  15. Plooij, F. X. (1980b). Hebben apen taal? In B. Tervoort (Ed.), Wetenschap en taal, III (pp. 9-33). Muiderberg: Coutinho.
  16. Plooij, F. X. (1984). The behavioral development of free-living chimpanzee babies and infants. Norwood, N.J.: Ablex.
  17. Plooij, F. X. (1985a). Reactie op het geplande nationale zwaartepuntprogramma: “Experimenteel longitudinaal onderzoek naar opvoeder-kind interacties”. Informatiebulletin voor Ontwikkelingspsychologie(januari), 2-8.
  18. Plooij, F. X. (1985b). The relationship between ethology and paedology. Netherlands Journal of Zoology, 35, 323-347.
  19. Plooij, F. X. (1987). Infant-ape behavioural development, the control of perception, types of learning and symbolism. In J. Montangero, A. Tryphon, & S. Dionnet (Eds.), Symbolism and Knowledge (pp. 35-64). Geneva: Archives Jean Piaget Foundation.
  20. Plooij, F. X. (1988). Letter to the Editor. Ethology and Sociobiology, 9, 383-388.
  21. Plooij, F. X. (1989). Ontwikkelingspsychobiologie en opvoeding van baby’s en peuters. Paper presented at the NIBI/NVON conferentie “Gedrag van mens en dier” in het kader van Nascholing van de Algemene Hogeschool Amsterdam, Utrecht.
  22. Plooij, F. X. (1990a). Developmental psychobiology and education during infancy. In W. Koops (Ed.), Developmental Psychology behind the dikes. An outline of developmental psychology research in The Netherlands (pp. 211-223). Delft, The Netherlands: Eburon.
  23. Plooij, F. X. (1990b). Developmental psychology: Developmental stages as successive reorganizations of the hierarchy. In R. J. Robertson (Ed.), Introduction to modern psychology: The control-theory view (pp. 123-133). Gravel Switch, Kentucky: The Control Systems Group, Inc.
  24. Plooij, F. X. (1990c). In- en uitvoergegevens van de E.J. van Detschool, afdeling Z.J., van 1977-1982. Automatisering van dossiergegevens. Amsterdam: Gemeentelijk Pedologisch Instituut.
  25. Plooij, F. X. (1990d). Report of the foundation of the European Institute for the development of all children. Tijdschrift voor Ontwikkelingspsychologie, 17, 103-106.
  26. Plooij, F. X. (1993). Periodes de transition et de vulnerabilité. Conflits et progressions. In M. Busnel (Ed.), Le langage des bébés. Savons-nous l’entendre? (pp. 311-328). Paris: Jacques Grancher.
  27. Plooij, F. X. (1994). Kleuters in hun SASB: Evaluatie van sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling. Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs, 10(1), 26-40.
  28. Plooij, F. X. (1998a). Hersenveranderingen en ‘sprongen’ in de eerste 20 levensmaanden en de invloed van de context op gedragsmaten van regressieperioden. Acta Neuropsychiatrica, 10(3), 63-66.
  29. Plooij, F. X. (1998b). Over reprogressie in de ontwikkeling. Neuropraxis, 2(1), 58-60.
  30. Plooij, F. X. (1998c). Repliek op ‘Empirische indicatoren voor regressies en sprongen bij baby’s’. Acta Neuropsychiatrica, 10(3), 74-77.
  31. Plooij, F. X. (2003). The trilogy of mind. In M. Heimann (Ed.), Regression periods in human infancy (pp. 185-205). Mahway, NJ: Erlbaum.
  32. Plooij, F. X. (2010). The 4 WHY’s of age-linked regression periods in infancy. In B. M. Lester & J. D. Sparrow (Eds.), Nurturing Children and Families: Building on the Legacy of T. Berry Brazelton (pp. 107-119). Malden, MA: Wiley-Blackwell.
  33. Plooij, F. X., Traudes, M. A., & van Zijp, A. J. S. M. (1985). Directe observaties van opvoeder-kind interactie tijdens de afname van een pedodiagnosticum voor kleuters. In F. X. Plooij & M. G. M. Van den Dungen (Eds.), Hulpverleningspraktijk en dienstverlenend onderzoek. Handelingsplannen en directie observatie van opvoeder-kind interactie (pp. 81-103). Lisse: Swets & Zeitlinger.
  34. Plooij, F. X., & van de Rijt-Plooij, H. (1983). Ethologische studies van privatie, deprivatie en escalatie. Pedagogisch tijdschrift/Forum voor opvoedkunde, 8, 418-428.
  35. Plooij, F. X., & van de Rijt-Plooij, H. (1989a). Evolution of human parenting: Canalization, new types of learning, and mother-infant conflict. European Journal of Psychology of Education, 4, 177-192.
  36. Plooij, F. X., & van de Rijt-Plooij, H. (1989b). Vulnerable periods during infancy: Hierarchically reorganized systems control, stress and disease. Ethology and Sociobiology, 10, 279-296.
  37. Plooij, F. X., & van de Rijt-Plooij, H. (1990). Developmental transitions as successive reorganizations of a control hierarchy. American Behavioral Scientist, 34, 67-80.
  38. Plooij, F. X., & van de Rijt-Plooij, H. (1994a). Learning by instincts, developmental transitions, and the roots of culture in infancy. In R. A. Gardner, B. T. Gardner, B. Chiarelli, & F. X. Plooij (Eds.), The ethological roots of culture (pp. 357-373). Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.
  39. Plooij, F. X., & van de Rijt-Plooij, H. (1994b). Vulnerable periods during infancy: Regression, transition, and conflict. In J. Richer (Ed.), The clinical application of ethology and attachment theory (pp. 25-35). London: Association for Child Psychology and Psychiatry.
  40. Plooij, F. X., & van de Rijt-Plooij, H. (2003). The effects of sources of “noise” on direct observation measures of regression periods: Case studies of four infants’ adaptations to special parental conditions. In M. Heimann (Ed.), Regression periods in human infancy (pp. 57-80). Mahwah, NJ: Erlbaum.
  41. Plooij, F. X., van de Rijt-Plooij, H., Fischer, M., & Pusey, A. (2014). Longitudinal recordings of the vocalizations of immature Gombe chimpanzees for developmental studies. Scientific Data, 1, 1-10. doi:10.1038/sdata.2014.25
  42. Plooij, F. X., van de Rijt-Plooij, H., Fischer, M., Wilson, M. L., & Pusey, A. (2015). An archive of longitudinal recordings of the vocalizations of adult Gombe chimpanzees. Scientific Data, 2. doi:10.1038/sdata.2015.27
  43. Plooij, F. X., van de Rijt-Plooij, H., & Helmers, R. (2003). Multimodal distribution of SIDS and regression periods. In M. Heimann (Ed.), Regression periods in human infancy (pp. 97-106). Mahwah, NJ: Erlbaum.
  44. Plooij, F. X., van de Rijt-Plooij, H. H. C., van der Stelt, J. M., van Es, B., & Helmers, R. (2003). Illness-peaks during infancy and regression periods. In M. Heimann (Ed.), Regression periods in human infancy (pp. 81-95). Mahwah, NJ: Erlbaum.
  45. Plooij, F. X., & van den Dungen, M. G. M. (1985a). Onderzoekstypes en directe observatie van opvoeder-kind interactie. In F. X. Plooij & M. G. M. Van den Dungen (Eds.), Hulpverleningspraktijk en dienstverlenend onderzoek. Handelingsplannen en directie observatie van opvoeder-kind interactie (pp. 26-50). Lisse: Swets & Zeitlinger.
  46. Plooij, F. X., & van den Dungen, M. G. M. (Eds.). (1985b). Hulpverleningspraktijk en dienstverlenend onderzoek. Handelingsplannen en directe observatie van opvoeder-kind interactie. Lisse: Swets & Zeitlinger.
  47. Powers, W. T. (1973). Behavior: The control of Perception. New Caanan, CT: Benchmark Publications.
  48. Powers, W. T. (1973, 2005). Behavior: the control of perception (second ed.). Bloomfield, NJ: Benchmark Publications.
  49. Sadurni, M., Burriel, M. P., & Plooij, F. X. (2010). The temporal relation between regression and transition periods in early infancy. The Spanish Journal of Psychology, 13(1), 112-126.
  50. Sadurni, M., & Rostan, C. (2003). Reflections on regression periods in the development of Catalan infants. In M. Heimann (Ed.), Regression periods in human infancy (pp. 7-22). Mahwah, NJ: Erlbaum.
  51. Schoenmaker, J., & Plooij, F. X. (1989). Computer beheerd primair onderwijs. Amsterdam/Enschede: Gemeentelijk Pedotherapeutisch Instituut (GPI)/Educational Computing Consortium (ECC).
  52. Traudes, M. A., & Plooij, F. X. (1989). Directe observatie en analyse van video-opnamen van de pedagoog-kind interactie in een diagnostische sessie. In B. C. Swaans-Joha & J. J. Hox (Eds.), Praktijkgericht onderzoek. Debat/design/data (pp. 44-55). Amersfoort: Acco.
  53. Trevarthen, C., & Aitken, K. (2003). Regulation of brain development and age-related changes in infants’ motives: The developmental function of regressive periods. In M. Heimann (Ed.), Regression periods in human infancy (pp. 107-184). Mahwah, NJ: Erlbaum.
  54. Twijnstra, M. H., & Plooij, F. X. (2011). Oei, ik groei! voor managers. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers.
  55. Uilenburg, N., Plooij, F. X., De Glopper, K., & Damhuis, R. (2001). Effects of a format-based second language teaching method in kindergarten. Applied Psycholinguistics, 22(1), 1-33. doi:undefined
  56. van de Rijt, H., & Plooij, F. X. (1978a). De chimpansee baby in de natuur. In M. L. Koen (Ed.), Leren samenleven. Ontwikkeling van gedrag in de eerste levensfase (pp. 19-25). Leiden: Stichting Biowetenschappen en Maatschappij.
  57. van de Rijt, H., & Plooij, F. X. (1978b). Der Schimpanse. In R. A. Stamm (Ed.), Die Psychologie des 20sten Jahrhunderts, vol VI: Lorenz und die Folgen (pp. 177-188). Zürich: Kindler Verlag.
  58. van de Rijt-Plooij, H. (1982). Mother-infant relations in free-ranging chimpanzees of the Gombe National Park, Tanzania. (Ph.D.), University of Cambridge, England.
  59. van de Rijt-Plooij, H., & Plooij, F. X. (1986). The involvement of interactional processes and hierarchical systems control in the growing independence in chimpanzee infancy. In J. Wind (Ed.), Essays in human sociobiology, vol. 2 (pp. 155-165). Brussels: VUB Press.
  60. van de Rijt-Plooij, H., & Plooij, F. X. (1987). Growing independence, conflict and learning in mother- infant relations in free-ranging chimpanzees. Behaviour, 101, 1-86.
  61. van de Rijt-Plooij, H., & Plooij, F. X. (1988a). Mother-infant relations, conflict, stress and illness among free-ranging chimpanzees. Developmental Medicine and Child Neurology, 30, 306-315.
  62. van de Rijt-Plooij, H., & Plooij, F. X. (1988b). Nonverbale interakties in de moeder-kind relatie bij vrijlevende chimpansees; Afstotingsprocessen: Conflict en leren, escalatie en ziekte. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 43, 105-114.
  63. van de Rijt-Plooij, H., & Plooij, F. X. (1992). Infantile regressions: Disorganization and the onset of transition periods. Journal of Reproductive and Infant Psychology, 10, 129-149.
  64. van de Rijt-Plooij, H., & Plooij, F. X. (1993). Distinct periods of mother-infant conflict in normal development: Sources of progress and germs of pathology. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 34, 229-245.
  65. van de Rijt-Plooij, H., van der Stelt, J., & Plooij, F. X. (1996). Een preventieve oudercursus voor de eerste anderhalf jaar. Lisse: Swets & Zeitlinger.
  66. van den Dungen, M. G. M., & Plooij, F. X. (1985a). Algemene discussie. In F. X. Plooij & M. G. M. van den Dungen (Eds.), Hulpverleningspraktijk en dienstverlenend onderzoek. Handelingsplannen en directie observatie van opvoeder-kind interactie (pp. 161-178). Lisse: Swets & Zeitlinger.
  67. van den Dungen, M. G. M., & Plooij, F. X. (1985b). De mythe over de natuurwetenschappen. In F. X. Plooij & M. G. M. Van den Dungen (Eds.), Hulpverleningspraktijk en dienstverlenend onderzoek. Handelingsplannen en directie observatie van opvoeder-kind interactie (pp. 1-12). Lisse Swets & Zeitlinger.
  68. Woolmore, A., & Richer, J. (2003). Detecting infant regression periods: weak signals in a noisy environment. In M. Heimann (Ed.), Regression periods in human infancy (pp. 23-39). Mahway, NJ: Erlbaum.